Noodverlichting speelt een cruciale rol voor de veiligheid in gebouwen. Wanneer de stroom uitvalt of zich een noodsituatie voordoet, zorgt deze verlichting er actief voor dat mensen veilig een uitweg vinden. Daarom stellen veel installateurs en gebouwbeheerders de vraag: moet noodverlichting op een eigen groep worden aangesloten? In deze blog behandelen we deze vraag uitgebreid en bespreken we stap voor stap de geldende regelgeving en de beste praktijken.
Ten eerste regelt Nederland de installatie van noodverlichting via diverse normen en wetten. Concreet gelden de volgende richtlijnen:
Daarnaast schrijft de NEN 1010 voor dat je noodverlichting zodanig aansluit dat deze ook bij spanningsuitval functioneert. In de praktijk kies je daarom vaak voor een aparte groep of voor een eigen noodstroomvoorziening, zoals een batterij of een centraal noodstroomnet.
Ten eerste verhoog je de betrouwbaarheid. Door een eigen groep te gebruiken, minimaliseer je namelijk het risico dat storingen in andere elektrische installaties de werking van de noodverlichting beïnvloeden. Ten tweede detecteer je storingen sneller, omdat een aparte groep storingen meteen zichtbaar maakt en het herstel eenvoudiger verloopt. Bovendien voldoe je op deze wijze vaak aan de geldende regelgeving. Tot slot verklein je de kans dat de noodverlichting faalt op een cruciaal moment.
Hoewel een aparte groep de voorkeur geniet, bestaan er ook andere opties:
Het antwoord op de vraag, moet noodverlichting op een eigen groep worden aangesloten?, is hierbij duidelijk uitgelegd. Samenvattend adviseren experts het om noodverlichting op een eigen groep aan te sluiten. Hoewel dit niet altijd wettelijk verplicht is, biedt een aparte groep extra veiligheid en zorgt deze voor een optimale naleving van de regelgeving. Alternatieve oplossingen kunnen in bepaalde situaties effectief zijn, maar hun succes hangt sterk af van de specifieke installatie.